De leesontwikkeling verloopt niet bij ieder kind op dezelfde wijze. Bij kinderen waar de leesontwikkeling anders verloopt, kan sprake zijn van dyslexie. Criteria om dyslexie te diagnosticeren zijn een ernstige en hardnekkige achterstand bij het lezen, die los staat van andere oorzaken. De Vlaamse hoogleraar Pol Ghesquière, verbonden aan de onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek van de KU Leuven, sprak hierover tijdens de door Lexima georganiseerde Nationale Dyslexie Conferentie, oktober 2021.
Vroeg ingrijpen bij dreigende leesproblemen is belangrijk. Ghesquière: ‘Het tijdsvenster voor de meest effectieve interventie bevindt zich namelijk al vroeg in de schoolloopbaan. Nog voor de start van de leesinstructie in het eerste leerjaar. De diagnose dyslexie kan echter pas worden gesteld op een leeftijd waarbij de gevoeligheid om te profiteren van interventie niet meer het hoogste is.
Ghesquière: ‘De diagnose dyslexie wordt eigenlijk te laat gesteld. Dit noemen we in de literatuur de dyslexieparadox. Om deze paradox te voorkomen is het dus nodig om te kunnen voorspellen wie ernstige leesproblemen zal ontwikkelen en bij wie mogelijk sprake is van dyslexie. Er is veel onderzoek gedaan naar de variabelen die een rol spelen bij het kunnen voorspellen van een vergroot risico op ernstige leesproblemen of dyslexie.’
Fonologisch bewustzijn
‘Een van de meest bestudeerde variabelen is het fonologisch bewustzijn’ legt Ghesquière uit. ‘Hiermee bedoelen we de vaardigheden waarmee mensen in staat zijn om met de klankstructuur van de taal te spelen. Daarbij is het noodzakelijk om de klankonderdelen van woorden te kunnen detecteren, manipuleren en vergelijken. Zoiets manifesteert zich bijvoorbeeld bij het rijmen. Om te kunnen rijmen moet je loskomen van de betekenis van woorden. Je moet je richten op de fonologische aspecten van de taal, namelijk de klanken. Het fonologisch bewustzijn ligt ook op het niveau van lettergrepen en klanken.’
Dit fonologisch bewustzijn is bij mensen met dyslexie minder ontwikkeld, vooral op het niveau van lettergrepen en klanken. Dit heeft een voorspellende waarde voor de leesontwikkeling van 36%. Maar het fonologisch bewustzijn, in het bijzonder het foneembewustzijn, groeit ook door te leren lezen. Wat voor kinderen met dyslexie betekent dat het minder snel groeit, waardoor ze nog meer achter gaan lopen.
Letterkennis en benoemsnelheid
Letterkennis is een tweede variabele die een indicatie geeft. Daarmee komen we al dichter bij de leesvaardigheid. Onderzoek toont aan dat de letterkennis van kinderen op kleuterniveau een voorspellende waarde heeft ten aanzien van de latere leesvaardigheid. Het gemeten verschil in letterkennis op kleuterleeftijd heeft een voorspellende waarde van 42%.
Een derde vaardigheid is seriële benoemsnelheid. Veel studies tonen aan dat de benoemsnelheid voor de latere leesontwikkeling een rol speelt. Dit is met name van belang voor een snelle woordherkenning.
Associatief leren
De algemene vaardigheid associatief leren is een ook belangrijke voorspeller. Hiermee wordt het leren leggen van willekeurige verbanden bedoeld. Dus verbanden tussen zaken die niet logisch met elkaar in verband staan. Ghesquière: ‘Er is een relatie tussen het associatief geheugen en de leesvaardigheid. Letterkennis is bij uitstek een willekeurige relatie: er is geen enkele reden waarom we een verticale streep met een bolletje eraan een b, d, p, of q noemen. Dit heeft een voorspellende waarde van 48%. Waarmee het een noodzakelijke voorwaarde is voor het leren lezen.’
Associatief geheugen en associatief leren is volgens Ghesquière zeker ook de moeite waard om in de beoordeling mee te nemen. Via een eenvoudige observatie van kinderen is hierover wel iets te zeggen. ‘Namen zijn bij uitstek willekeurig gekozen. Iemand die het moeilijk vindt om willekeurige relaties te leggen heeft moeite om de namen van de vriendjes van de klas te leren, of die van de dieren uit de dierentuin.’
Familiaal risico
Misschien wel de meest voorspellende waarde die we tot nog toe kennen is de familiale belasting. Erfelijkheid speelt bij dyslexie een belangrijke rol. Ghesquière: ‘Sommige studies wijzen zelfs op 50% overerfbaarheid. Het is dus van belang dat scholen op de hoogte zijn of er sprake is van zo’n familiaal risico. Want dit zijn de kinderen die je het best gaat opvolgen en in preventieve initiatieven betrekt.’
Deze preventieve training heeft een enorm effect op het leren lezen. Programma’s die dit soort dingen doen zijn het Nederlandse Bouw! en het Vlaamse Lezergame. Het zijn vroegtijdige methodes om leesproblemen te vermijden. Ze werken door het expliciet aanleren van letterkennis, koppelen die aan auditieve synthese en analyse en het aanleren van de elementaire lees- en spellinghandeling.
Deze training geeft hen een kleine voorsprong bij de start, waardoor ze hun klasgenoten beter bij kunnen benen. Bouw! is bewezen effectief en brengt het aantal kinderen met ernstige leesproblemen tot een klein percentage terug. Ghesquière: ‘Er zal altijd een groep blijven met een hardnekkige, niet te behandelen leesachterstand. Bij deze groep hebben we echt te maken met dyslexie. Bij deze groep kunnen we gericht werken aan het aanleren van compensatiestrategieën, om hen wegen te leren om met hun probleem om te gaan. Dit evenwel zonder het remediëren van lezen en spellen te stoppen.’
Pol Ghesquière is als hoogleraar verbonden aan de onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek van de KU Leuven. Hij is er titularis van de vakken over leerstoornissen (m.i.v. remediërend onderwijs). Zijn onderzoekswerk bestrijkt diverse aspecten van theorievorming, diagnostiek en behandeling van leerproblemen in het algemeen en dyslexie en dyscalculie in het bijzonder. Hij is tevens voorzitter van Netwerk Leerproblemen Vlaanderen vzw.